Monthly Archives: October 2010

Winnaar

“Kan het niet een keertje zonder?” vroeg de vrouw van Willem zuchtend.
-”Waarom zouden we, je weet hoe belangrijk het voor me is?”
-”Dat weet ik wel, maar spontaan is anders. Al die voorbereiding!”
Willem bleef stil. Vanuit haar bed zag ze zijn rug. Hij zat in zijn blote bibs met zijn knieën op het mintgroene hoogpolig tapijt voorovergebogen in een spierwit kastje te graaien. In de spiegel op het kastje zag ze zichzelf op bed liggen. Op de uitbouw van het bed, lag een stapel Libelles, een breiwerkje, wat leesbrillen en een grote doos tissues. Willem slaakte een opgewonden kreet: “Deze, die gaat voorop vanavond. Die is van 1972, een glorieus moment!”
Ze hoorde gerinkel.
-”Willem, alsjeblieft: laat het eens een keertje! Toen de kinderen hier nog waren deden we er toch ook altijd maar een of twee?”
-”Jij weet best dat we toen niet veel herrie konden maken!” zei Willem kribbig. “Zeur niet zo, ik ben bijna klaar.”
Steeds haastiger zag ze hem in het kastje graaien. Ze zuchtte: “Voordat we de kinderen hadden, toen had je er toch ook niet zo veel nodig?”
Willem stopte met graaien en kwam uit het kastje omhoog: “Toen had ik er nog niet zoveel!”

Hij zette een voet op het tapijt en richtte zich voorzichtig op. De kamer vulde zich met een rinkelend geluid. Willem draaide zich langzaam om: “Maak je klaar vrouw, ik kom eraan!”
Ze zuchtte diep een draaide zich om. Voorzichtig nam ze de houding aan: op handen en voeten, buik naar beneden. Achter haar hoorde ze een groot gerinkel op haar af komen. Ze hoorde het met een tingelend kabaal het bed op klimmen en achter haar plaatsnemen. Twee trillende handen werden op haar oude billen gezet en ze werd bestegen.

De eerste zachte stoot klonk als een fietsketting die op een ijzeren plaat valt. Daarna ging het steeds sneller en steeds harder, tot de rinkelende stoten klonken als het slaan van de de klokken van een klassieke kathedraal. Voorzichtig keek ze over haar schouder. In de spiegel zag ze Willem. Willem zweette en zag vuurrood, maar hij keek niet naar haar. Hij keek ook in de spiegel: naar zichzelf. Naar zichzelf en alle drieduizend tweehonderd zesentachtig gouden medailles om zijn nek. Al zijn glorie: de medailles die hij ooit ergens gewonnen had en opwindend blonken in het schitterend halogeen.